Over Dissociatieve Identiteits Stoornis
23 januari 2017Video Alison Miller – Verwerk trauma en bevrijd je van mind-control
2 april 2018Anne de Vries – Ritueel Misbruik en de Kerk
Ritueel misbruik en (in zekere zin) Dissociatief Identiteits Syndroom zijn omstreden begrippen, maar blijken uit de toenemende hulpvraag een werkelijkheid te beschrijven. Er zijn minstens 5 belemmeringen die een open gesprek hierover belemmeren. Het is belangrijk daardoor niet af te haken, maar verder te luisteren en te zoeken naar adequate vormen van hulp. Het artikel draagt argumenten aan waarom interdisciplinaire samenwerking noodzakelijk is. Ook wordt uiteengezet waarom de kerk daarbij een rol kan en moet spelen. Tevens pleit het artikel ervoor dat er meer zicht op en ondersteuning van de hulpverlening komt.
SRA een werkelijkheid?
De vraag naar het bestaan en de uitwerking van SRA (Sadistic Ritual Abuse of ook wel Satanic Ritual Abuse) op leven en geloof wordt niet eenduidig beantwoord. Bij een bijeenkomst van vertegenwoordigers van een aantal hulpverlenende instanties een paar jaar geleden bleek dat ongeveer de helft van de aanwezigen geen professionele ervaring hadden met SRA. Ze hadden er nooit van gehoord en kenden geen cliënten die erover vertelden. De andere helft (bestaande uit officiële en inofficiële hulpverlenende instanties) had er overvloedige ervaring mee en beschreef sterk op elkaar gelijkende vormen en gevolgen van cultisch misbruik. Het was een eigenaardige belevenis, deze tweedeling, die meteen duidelijk maakte hoe gemakkelijk het debat ontstaat over het wel of niet bestaan van SRA.
Hulpverleners die bevestigend reageerden op de vraag of ze ermee te maken hadden, vertelden dat ze geconfronteerd waren met zo’n overvloed aan details dat ze overtuigd raakten van de realiteit ervan. Hulpverleners die er niet mee in aanraking zijn geweest, zijn vaak ook niet goed in staat de soms beperkte of verwarde signalen op te vangen, waardoor deze laag van de problematiek onbelicht blijft.
Stichting Kenniscentrum TGG is oorspronkelijk rond 1999 ontstaan (toen onder de naam 'Alternatief Beraad') vanuit een gemengde groep hulpverleners en pastores, die allen te maken hadden met cliënten die in meer of mindere mate rapporteerden over SRA. De stichting zelf werd in 2005 opgericht door Ton Marinkelle, klinisch psycholoog, Bas Kremer, integratieve therapeut en ondergetekende, predikant van een Baptisten Gemeente.
Het Kenniscentrum TGG heeft zich de volgende doelen gesteld: Doen van onderzoek naar het bestaan van ritueel misbruik in Nederland en het geven van informatie aan mensen die professioneel of privé te maken hebben met overlevenden van ritueel misbruik. Het KTGG wil het in 1993 door de overheid in gang gezette onderzoek naar het bestaan van ritueel misbruik in Nederland voortzetten.
Citaat uit de doelstelling: ‘Wij proberen om door middel van het verzamelen en vergelijken van ervaringen van overlevenden en/of hun therapeuten enig licht te werpen op het realiteitsgehalte van de aanhoudende berichten over ritueel misbruik. Ook willen wij meer zicht krijgen op de inhoud van de berichten. Daarbij doelen we op weerkerende patronen en methoden van beïnvloeding en de uitwerking daarvan binnen de setting waarin het gerapporteerde misbruik zich afspeelt.
Wij hebben daarbij niet de illusie, dat we de waarheid over het onderwerp ritueel misbruik ondubbelzinnig boven tafel zullen krijgen. Het is al heel wat als we bereiken dat het inzicht terrein wint dat meldingen van ritueel geweld betrekking kunnen hebben op een gruwelijke realiteit. Ook willen we graag bereiken dat het onderwerp uit de taboesfeer wordt gehaald en weer bespreekbaar wordt binnen de relevante beroepsgroepen (zoals hulpverlening, justitie en gezondheidszorg).
We publiceren de bevindingen van onderzoek van onszelf en anderen. We houden een literatuuroverzicht bij. We kunnen, voor zover de mogelijkheden aanwezig zijn, hulp bieden bij het vinden van de juiste professionele hulp. We bieden mogelijkheden tot inter- en supervisie om de deskundigheid van hulpverleners te vergroten.’
Een aantal jaren heeft de stichting hulpverleners geïnterviewd, die in bevestigende zin reageerden op een korte vragenlijst op de website. De verzamelde gegevens van 28 hulpverleners zijn tenslotte samengevoegd in beide rapporten van dit onderzoek die te vinden zijn op de website van het KTGG. Het bestuur heeft zich in dezen laten bijstaan door een groep van vrijwillige deskundigen, waaronder psychotherapeuten, psychologen, en psychiaters.
Aan de hand van de gevonden gegevens kan ik enige algemene informatie verstrekken: De verschillende groepen die ritueel misbruik c.q. geweld praktiseren hebben gemeenschappelijke noemers. Een kleine opsomming:
- het gaat om een organisatie met leiders, om machtsuitoefening van sterkeren over zwakken (kinderen), om het indoctrineren van de deelnemers met een ideologie die het bestaan van de cult (cult is de Engelse term die ik gebruik om een groep die stelselmatig ritueel seksueel geweld toepast mee te beschrijven) versterkt en verzet of ontsnapping belemmert, om vaak gruwelijk geweld op seksueel gebied en een voortdurende dreiging met dood en geweld.
- Er zijn verschillende types cults te onderscheiden. Het meest tot de verbeelding sprekend is alles wat zich satanisch of satanistisch noemt. Zij vormen een absolute tegenstelling tot christenen en christelijke geloofsgemeenschappen in leer en praktijk – daarover later nog meer.
- Daarnaast zijn er cults die niet de naam satanisme dragen, maar min of meer soortgelijke praktijken erop nahouden.
- Er zijn ook gegevens over cults die zich verschuilen achter of in een bestaand kerkgenootschap, een geheime groep insiders binnen een normaal kerkelijk gezelschap.
- Verder zijn er cults waarvan de praktijken en de ideologie mee bepaald worden door een land of volk of cultuur. Een bekend voorbeeld daarvan is de voodoo, die haar oorsprong waarschijnlijk heeft in Afrika, maar vooral ook in het Caraïbisch gebied tot ontplooiing is gekomen. Soms hebben deze cults een soort folkloristische bovenlaag, die de onderliggende gruwelijkheden afdekt.
Er bestaat een stevige scepsis over de werkelijkheid van SRA. Een aantal websites die het bestaan van SRA ontkennen of er sceptisch tegenover staan:
Pyscho-trauma.nl: Verhalen over satanisch en ritueel misbruik
Equip.org: The Hard Facts about Satanic Ritual Abuse
StopBadTherapy.com: The Myth of Satanic Ritual Abuse
Dat is niet verwonderlijk, maar hangt samen met de aard van de problematiek. Verschillende oorzaken werken samen om deze werkelijkheid verborgen te houden. Ik beschrijf er een vijftal:
De primaire schok
De beschreven praktijken zijn vaak zo gruwelijk, dat er een vanzelfsprekende schok optreedt bij iedereen die ervan hoort. We hebben een bijna automatisch afweer- en ontkennings-systeem, dat akelige dingen wil buiten sluiten. Dat is een normale menselijke reactie. Wanneer die er niet meer zou zijn, hebben we kennelijk intern al aanvaard dat de samenleving gruwelijk is. Deze primaire schok kan er echter voor zorgen, dat de gerapporteerde gegevens ontkend worden. Er zijn voorbeelden genoeg. Niet alleen is de Holocaust in het begin stelselmatig ontkend (zeker door de daders), maar ook andere gruwelijkheden, waarvan de waarheid soms nu nog niet aanvaard wordt. De onthoofdingen door leden van de islamitische staat, maar ook het eerste nieuws van het sterven van een geliefde zijn andere voorbeelden, hoe er eerst een schok ervaren wordt en de krachtige neiging tot ontkenning van de feitelijkheid optreedt. Het is belangrijk om niet in de ontkenning te blijven steken, maar verder te onderzoeken wat er speelt.
De blokkades extern en intern
Cliënten met SRA-ervaringen moeten opboksen tegen blokkades, die hen verhinderen vrijuit te spreken. Dat kunnen externe blokkades zijn, zoals het vast blijven houden aan de ontkenning door de hulpverlener, of ontkenning uit angst om een beerput open te halen. Meestal komt er dan een therapie die er primair op gericht is de problematiek toe te dekken. Het zijn ook vaak interne blokkades: niet alleen hebben cliënten een plek (gehad) in de cult die hun identiteit gaf en die een bepalende bodem onder hun bestaan legde, maar er zijn ook aanwijzingen, dat de cults zelf blokkades in de persoon scheppen door middel van misleiding, dwang, bedreiging, geweld, misbruik van loyaliteit, chantage en post-hypnotische opdrachten.
Als voorbeelden werden mij genoemd dat cliënte een telefoontje kreeg met daarin een beslissend codewoord, waardoor dat persoonlijkheidsdeel tevoorschijn kwam, dat werkzaam was in de prostitutie en ze naar de plek ging die haar eerder opgedragen was. Een ander slachtoffer vertelde dat er opdrachten gegeven werden door middel van klop- of tiksignalen, waarna ze een eerder verstrekte opdracht uitvoerde.
Daarnaast komt het voor dat met name kinderen gedwongen worden criminele handelingen te verrichten. Onder andere wordt door verschillende cliënten het doden van dieren genoemd en het drinken van hun bloed. Daarmee worden ze (in elk geval naar hun eigen geweten) onlosmakelijk verbonden met de dadergroep.
Tenslotte zijn er krachtige aanwijzingen dat de cults zelf in staat zijn onderscheiden persoonlijkheidsdelen (ook wel ‘alters’ genoemd) te scheppen, die dadergedrag vertonen. Inmiddels is bekend geworden dat de CIA rond en na 1960 psychologische experimenten uitvoerde, waarbij door middel van extreme dreiging en geweld dissociatie gecreëerd werd bij cliënten. (Ross, C.A. Bluebird: Deliberate Creation of Multiple Personality by Psychiatrists ISBN 0-9704525-1- 1999). Het is derhalve aannemelijk dat cults dergelijke vaardigheden ook hebben ontwikkeld. Zo ontstaat een zeer effectieve blokkade tegen openbaarmaking van de criminele activiteiten.
Een soortgelijke waarneming wordt verwoord in het Rapport van de werkgroep Ritueel Misbruik, ingesteld op verzoek door het Ministerie van Justitie: ‘Een extra probleem dat zich bij ritueel misbruik voordoet is echter dat slachtoffers en getuigen grote blokkades kunnen hebben om te verklaren over hetgeen is gebeurd, naar aangenomen wordt doordat zij tot in het extreme zijn geïntimideerd.’ (Rapport van de werkgroep ritueel misbruik, april 1994, ministerie van Justitie, blz 40).
De complexiteit van Dissociatieve Identiteits Stoornis
Hiermee wordt het totaal van symptomen omschreven van een verdeelde persoonlijkheid, die bestaat uit meerdere deelpersoonlijkheden. Deze alters ontstaan veelal wanneer de cliënt op zeer jonge leeftijd geconfronteerd wordt met zware fysieke bedreiging en met seksueel geweld. Om de gruwelijkheden te overleven worden de ervaringen verdeeld over een aantal gescheiden delen van de totale persoon, delen die geen communicatie met elkaar hebben. Daarmee wordt de ondraaglijke last dragelijk.
Wie als hulpverlener voor het eerst te maken krijgt met een cliënt die tekenen vertoont van DIS, gelooft haar/zijn eigen ogen en oren niet. De complexiteit van het persoonlijkheidssysteem die uit gesprekken tevoorschijn komt is vaak ronduit verbijsterend. Talloze scherp te onderscheiden alters, elk met hun eigen kenmerken, gedrag, taakgebruik, handschrift, maar vooral taken en opdrachten komen zich in de loop van de tijd melden zonder dat er meteen een helder zicht is op de onderlinge samenhang en betekenis.
Vanwege de hierboven beschreven primaire schok is het niet ongebruikelijk DIS af te doen als een complex van wanen, waarvoor wellicht nog wat meer effectieve medicatie ontwikkeld moet worden. Overigens wordt DIS helder omschreven in DSM-5, dat geldt als het standaardwerk voor psychiatrische diagnostiek. (American Psychiatric Association, Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders Edition 5, ISBN13 9780890425558). De algemene scepsis ten opzichte van verdrongen herinneringen is verwoord in het boek van Crombag en Merkelbach (Hervonden herinneringen en andere misverstanden, H.F.M. Crombag, H.L.G.J. Merckelbach, 2017 ISBN 9789046706756).
Ook een aantal zinssneden uit het rapport van de werkgroep ritueel misbruik wijst op de nodige scepsis met betrekking tot de realiteit van SRA:
- ‘Een andere verklaring is, dat juist door een grotere gerichtheid van een hulpverlener op deze thematiek zijn of haar rol in de constructie van het verhaal van de cliënt dusdanig groot wordt, dat op zijn minst onduidelijk wordt of het uiteindelijke verhaal vooral de vrucht is van de activiteiten van de hulpverlener dan wel verwijst naar gebeurtenissen die werkelijk hebben plaatsgevonden.’ (Rapport van de werkgroep ritueel misbruik, april 1994, ministerie van Justitie, blz 10)
- ‘Het bovenstaande doet de conclusie rijzen dat de kans zeer gering is dat de verhalen die slachtoffers vertellen over ritueel misbruik in ‘volle omvang’ waar zijn.’ (Rapport van de werkgroep ritueel misbruik, april 1994, ministerie van Justitie, blz 22)
- ‘Hoewel er redenen zijn om te twijfelen aan het waarheidsgehalte van verhalen over ritueel misbruik, geloven de slachtoffers in alle oprechtheid in hun verhaal, zij het dat twijfel hen evenmin vreemd is. Datzelfde geldt voor de betrokken therapeuten. De vraag blijft dan bestaan hoe het mogelijk is dat zoveel mensen overtuigd zijn van de waarheid van ritueel misbruik, terwijl de kans dat die verhalen op waarheid berusten gering geacht moet worden.’ (Rapport van de werkgroep ritueel misbruik, april 1994, ministerie van Justitie, blz 25)
Psychiaters/psychologen die gewend zijn protocollair te werken of niet in termen van dissociatie denken, lopen het risico de symptomen, waarmee mensen met DIS zich over het algemeen presenteren, niet in groter verband te zien, en er een psychiatrische diagnose aan te verbinden die met die presentatie overeenstemt. Vrijwel alle mensen met DIS hebben een veelheid aan psychiatrische diagnoses gehad, voordat zij als cliënten met DIS werden herkend (en dus waren er al idem zo veel mislukte en daarom re-traumatiserende behandelingen).
Geconstrueerde onbetrouwbaarheid
Hulpverleners lopen geregeld aan tegen cult-loyale alters, die aan de cult rapporteren wat er aan therapie gedaan wordt en die ook vaak opdrachten krijgen de hulp te saboteren. Tevens wordt soms duidelijk uit gedegen onderzoek, dat gerapporteerde gruwelijkheden wellicht gefingeerd zijn door de cult, terwijl ze door de cliënt wel als realiteit zijn waargenomen en opgeslagen. Met name wanneer het gaat om cliënten die op jonge leeftijd al gedwongen werden mee te werken in cultische en sadistische rituelen, lijkt er regelmatig sprake van te zijn dat gruwelijkheden gefingeerd werden. Veelal gebeurde dat in combinatie met hallucinogene middelen en zeer ernstig geweld.
Wanneer later in de hulpverlening deze herinneringen aan bod komen en onderzocht worden op feitelijkheid, is de kans groot dat wat de cliënt zich herinnert, geen werkelijkheid was maar toneelspel, mystificatie en misleiding. Daarmee worden de herinneringen van cliënten bij voorbaat al zodanig gemanipuleerd door de leiding van de cult, dat latere pogingen tot ‘fact finding’ de onbetrouwbaarheid van die herinneringen zal aantonen, waarmee de beschreven feiten bestempeld kunnen worden als fictie.
In die zin schrijft ook Boon (2013): ‘Bij alle andere cliënten zijn wij – ikzelf en de collega’s met wie ik samenwerk – ervan overtuigd dat zij inderdaad door een dadernetwerk werden (of soms nog worden) misbruikt. Maar dat betekent niet dat alle herinneringen feitelijk hoeven te kloppen. Zoals gezegd, bestaat de indruk dat de daders met behulp van drugs en misleiding ook opzettelijke vertekening van de herinnering en pseudoherinneringen hebben geïnduceerd.’ (Boon S. Tijdschrift voor Psychotherapie 2013 [39] 06 www.psychotherapie.bsl.nl).
Gemis aan deskundigheid
Er is sprake van een stevige taboesfeer rondom dit onderwerp – dat vormt een blokkade op zich. Binnen het bereik van de reguliere hulpverlening maar ook van justitie bestaat een grote scepsis ten opzichte van verdrongen herinneringen en daarmee samenhangend SRA . (N. Nierop N., P. van den Eshof P., Tijdschrift voor Psychotherapie 2013 [39] 06 www.psychotherapie.bsl.nl p. 57-58), citeren het Rapport Gezondheidsraad, Omstreden herinneringen 2004 en schrijven: 'De Gezondheidsraad wijst op het feit dat traumatische gebeurtenissen doorgaans juist beter worden herinnerd dan neutrale, dat het mogelijk is fictieve herinneringen te creëren, dat fictieve herinneringen dezelfde emotionele en fysiologische reacties kunnen oproepen als echte herinneringen en dat het zonder de feiten te kennen niet mogelijk is ware van fictieve herinneringen te onderscheiden.'
Dat komt met name voort uit frustrerende ervaringen waarin bewijskrachtig onderzoek onmogelijk bleek of geen resultaten opleverde. Harde bewijzen vinden is inderdaad een zware opgave. Maar het neemt niet weg, dat ook de onbekendheid met deze materie gericht onderzoek nog meer frustreert. Meestal ontstaat een beter verstaan van de werkelijkheid van SRA wanneer men als hulpverlener zelf geconfronteerd wordt met meerdere cliënten, die onafhankelijk van elkaar vergelijkbare fenomenen rapporteren.
Aanwijzingen voor het bestaan van SRA
Een belangrijke reden om te denken dat SRA werkelijk bestaat is, dat een aantal officiële hulpverlenende instanties onafhankelijk van elkaar melden dat er een toename is van hulpvragen van cliënten, die blijk geven van een SRA-achtergrond. Dat gebeurt ook door hulpverleners die met migranten te maken krijgen, welke rapporteren over cultisch geweld vanuit hun eigen cultuur. Ook het eerder genoemde onderzoek van het Kenniscentrum TGG geeft inzage in rapportage over RSA – maar dan wel binnen de Nederlandse samenleving. Uit dit veldonderzoek bleek, dat er vanuit de verschillende bronnen elkaar overlappende fenomenen genoemd worden. Daarnaast is inmiddels aantoonbaar dat therapieën waarin SRA-signalen als zodanig zijn geaccepteerd en in de therapie zijn bewerkt tot vermindering/verdwijning van de symptomen hebben geleid.
Samenhang met DIS
SRA leidt vaak tot DIS. Er zijn ook andere oorzaken bekend, die deze stoornis veroorzaken. Maar er is wel een grote overlap met ritueel misbruik. Cliënten die over SRA rapporteerden hadden en hebben vrijwel allemaal te maken met een verdeelde persoonlijkheidsstructuur. Nijenhuis (2015) beschrijft dat in Psyche en Geloof dissociatie bij getraumatiseerde kinderen. (Nijenhuis, E.R.S., 2015 Psyche en Geloof 26).
Ik zelf ben wel geneigd te spreken over een versplinterde persoonlijkheid om het gewelddadige proces waaronder ze geleden hebben recht te doen. De stoornis wordt veelal door cliënten gezien als een overlevingsmechanisme van de persoon zelf om ondraaglijke ervaringen en herinneringen als het ware op te sluiten in een deelpersoonlijkheid, zodat andere delen die last niet hoeven te dragen en zo kunnen blijven functioneren. Een aantal jaren geleden schreef in het voormalige Nieuwsblad van het Noorden een ervaringsdeskundige met DIS dat ze het systeem een soort hel vond, maar dat ze het niet kwijt wilde want ze wilde gewapend blijven tegen een mogelijk volgende dader. Een cliënte sprak over een kind-deel, dat alleen maar huilde, maar waarvan het verdriet niet door haar verwoord kon worden. Het hielp haar wel om in het dagelijks leven als een min of meer opgewekt persoon te kunnen functioneren omdat het verdriet opgeborgen was en door haar min of meer genegeerd kon worden.
Daarnaast zijn er aanwijzingen in wat cliënten vertellen dat de cults in staat zijn om doelbewust en voor bepaalde taken deelpersoonlijkheden te creëren. Die alters zijn van buitenaf stuurbaar en voeren bepaalde opdrachten uit, bijvoorbeeld werken als prostituee. Het mag duidelijk zijn dat het leven voor iemand met DIS uiterst gecompliceerd is, maar dat ook de hulpverlener met een complexe situatie te maken heeft. De cliënt zelf zal het in eerste instantie meestal niet zo zien – zijn of haar werkelijkheid wordt als normaal ervaren.
Christelijk geloof?
Uit de getuigenissen blijkt dat kernwaarden van het Joodse en christelijke geloof radicaal in het tegendeel worden omgezet. Voor een bredere omschrijving zie: De Vries A., De ideologie van het Satanisme 2005 blz 3. Waar liefde zou moeten zijn wordt haat geleerd, waar dienstbaarheid een norm is wordt overheersing nagestreefd, waar de waarde van een mensenleven benadrukt wordt is sprake van een verregaande minachting voor de lichamelijke integriteit en zelfbeschikking. Dat wordt ook zichtbaar in de gegevens die over de riten van de cults bekend zijn.
Er is vaak sprake van een soort ritueel dat een omkering is van de rooms-katholieke mis of de eucharistie. Er is sprake van dieren- en mensenoffers, maar ook van stukken liturgie of bijbelteksten die achterstevoren worden aangeleerd en geciteerd. Voorbeelden daarvan zijn opnieuw te vinden in de rapportage van het onderzoek van het beraad. Marinkelle beschrijft daarin het volgende: ‘Vaak blijkt zo’n geheimtaal te bestaan uit omkeringen van normale Nederlandse woorden – bijvoorbeeld met dog werd God aangeduid – , soms van Latijnse woorden, soms van zinsneden uit de bijbel, waarvan tegelijkertijd ook de strekking wordt omgedraaid.
Negen geïnterviewden maakten melding van diverse typen omkeringen: omkeringen van lettervolgorden en woordvolgorden en van symbolen, terwijl tegelijkertijd de betekenis een totaal andere werd dan het origineel waar ze vanaf geleid waren. Een voorbeeld: een cliënt bleef twee zinnen alsmaar herhalen.
- Anod sibon mecap. Dit betekende, zo was haar geleerd, er zal nooit vrede voor je zijn. Keren we de lettervolgorde om, dan staat er: Dona nobis pacem, wat betekent: Geef ons vrede. Zowel de vorm als de betekenis is dus omgedraaid.
- Ongeveer hetzelfde was gebeurd met de door haar herhaalde zin: ile ile amal inatchabas. Dit zou betekenen: je zult alleen gelaten worden. Draaien we de woorden om, dan lezen we: eli eli lama sabachtani, hetgeen betekent: Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten. (Matteus 27:46)
Deze twee zinnen had ze zelf opgeschreven en had ze uit het hoofd moeten leren met hun zogenaamde betekenissen. Ook een geïnterviewde hulpverlener had de hierboven genoemde zin 'Anod sibon mecap' van een andere cliënt te horen gekregen.’ (Marinkelle A.B., Ritueel misbruik: ervaringen van hulpverleners en hun cliënten. Rapportage van een onderzoek (vervolg) blz 28).
Gebeden worden niet gericht tot God of tot Christus maar tot satan, die als overwinnaar en almachtige vereerd wordt. Cliënten die van jongs aan in een zodanige cult hebben gezeten, hebben meestal een krachtige afweer tegen alles waar het christelijk geloof (inclusief haar Joodse wortels) voor staat. De kerk en haar leden vormen een vijandig bolwerk, God en Jezus zijn grote tegenstanders die bestreden moeten worden.
Een speciaal onderdeel van de ideologie van het satanisme is het omgekeerd duiden van de marteldood van Jezus Christus, zo werd mij verteld door een van de slachtoffers. In de orthodoxchristelijke traditie is dat een eminent geloofspunt. Door het lijden en sterven van Christus kunnen mensen vrij worden van het kwaad dat ze gedaan hebben. Er is vergeving, genade en verzoening met God voor iedereen die in geloof dit aanvaardt.
In het satanisme wordt de marteldood van Jezus geduid als het bewijs van de overwinning van satan. Jezus was niet krachtig genoeg om zich ertegen te verweren en dus is hij de verliezer. Daarom is het veel beter de satan te dienen. Het geloofspunt van de opstanding van Jezus uit de doden wordt vanzelfsprekend vanuit het satanisme ontkend. Het wordt beschreven als ‘wishful thinking’ van Jezus’ volgelingen en volstrekt in strijd met de dagelijkse werkelijkheid van de dood, die door iedereen ervaren wordt. Het gegeven dat de dood en opstanding van Jezus beter gedocumenteerd is dan enig ander historisch feit uit de klassieke geschiedenis wordt weersproken door het een fictieve fabricage te noemen van een aantal volgelingen.
Door deze beide ideologische stellingen is de inhoud van het christelijk geloof voor slachtoffers van satanisme moeilijk te aanvaarden. De mogelijke troost en heling, die ervanuit kan gaan wordt daarmee moeilijk bereikbaar. De weg uit het satanisme naar een levend geloof in Christus is vaak een lange worsteling, parallel aan de existentiële worsteling om vrij mens te worden. Het is te verwachten vanuit deze gegevens dat slachtoffers van ritueel misbruik niet gemakkelijk hulp zullen zoeken binnen christelijke geloofsgemeenschappen. Alleen wanneer er een krachtige innerlijke drang is om te ontsnappen aan de cult is er een kans dat een kerk of christen ermee te maken krijgt.
In de hulpverlening en zielzorg gaat het dan in de eerste plaats om het bieden van een veilige plek en ondertussen aanvaarden dat er waarschijnlijk een uiterst gecompliceerde geschiedenis en persoonlijkheidsstructuur tevoorschijn komt. Het leven moet gaandeweg helemaal herijkt worden. Alles wat vanzelfsprekend was blijkt bedrieglijk en gevaarlijk. Alles wat vijandschap was blijkt (hopelijk) bondgenootschap op te leveren.
Daarnaast is het van groot belang dat christenen en kerken zich uitspreken tegen dit soort praktijken. Nog veel te vaak wordt er gezwegen, waar gesproken dient te worden. Het risico versleten te worden voor de zoveelste golf van prekers met een opgeheven wijsvinger dient op de koop te worden toegenomen. Er moet zoveel als maar kan een einde komen aan het lijden en de gruwelijkheden die toegepast worden. Kerken dienen daarin vooraan te gaan en bondgenoten te zoeken onder allen die de mensenrechten willen respecteren.
Ik heb in bovenstaande beschrijving met name gefocust op het geloof van Israël en kerk omdat met name de satanistische cults complete tegenbewegingen daarvan zijn. Van de andere wereldgodsdiensten is dat veel minder bekend. Het betekent niet dat Israël en kerk alleen staan tegenover deze gewelddadige praktijken. Er zijn veel voorbeelden van hulp vanuit andere levensvisies, die wel de mensenrechten erkennen en er ook vanuit handelen. Een breed bondgenootschap van hulpverlening is daarom en op grond daarvan mogelijk en wenselijk.
Kerkelijke hulp?
Bij het nadenken over hulp voor cliënten die dergelijke zaken rapporteren komen een aantal complicaties tevoorschijn. Het is een complexe beschadiging, die niet op korte termijn kan worden geheeld. Dat betekent langdurige behandeling waarvoor vaak geen budget en menskracht voorradig is. De taboeïsering van het onderwerp zorgt er eveneens voor dat het niet binnen het blikveld komt van hulpverleners (en van beleidsbepalers en beleidsfinanciers) – en dan bestaat het in de ogen van velen niet. Dat geldt in zekere zin ook voor zielzorg vanuit de kerken.
Anderzijds is ten minste een deel van de kerk zich bewust van de macht en uitwerking van het kwaad en staat niet persé sceptisch tegenover gerapporteerde fenomenen. Er zijn ontwikkelingen op het gebied van geestelijke bevrijding, waarbij gebed en liturgie ingezet worden om individuen te helpen vrijheid te vinden. De Rooms Katholieke Kerk kent een door haar vastgestelde liturgie om opgedane belasting door occulte en of satanische invloed weg te nemen. (Libreria Editrice Vaticana, 2013, De exorcismis et supplicationibus quibusdam, ISBN 8820989514, 9788820989514).
Daarnaast is er regelmatig sprake van goedwillende basale levenshulp vanuit de kerken zonder direct de onderliggende problematiek aan te vatten. Dat is begrijpelijk en in elk geval een positieve stap ten behoeve van de cliënten. Maar het is niet voldoende. De complexiteit van het leed en de schade vergt een krachtiger samenwerking, waarbij alle disciplines hun bijdrage zouden moeten leveren.
Psychotherapie uitgevoerd door deskundige en ervaren hulpverleners is essentieel. Tussen de kerkelijke instanties en deze therapeuten moet een goede samenwerking zijn. Een soortgelijk pleidooi is te vinden bij Van der Kamp, die vanuit zijn kerkelijke zielzorg zich veel ingezet heeft voor mensen in de ban van cults. (Van der Kamp W., Demonie & Psychiatrie ISBN 9789490254094).
Zielzorg en zielzorgers
De kerk heeft een lange traditie van zorg voor het leven van mensen. Dat wordt wel pastoraat of zielzorg genoemd. Het gaat daarbij om het totaal van het leven gezien in het licht van de bijbel en de eeuwigheid. Ik zal niet zeggen dat het altijd vlekkeloos is geweest, integendeel soms was en is de zielzorg meer een middel tot indoctrinatie en machtsuitoefening dan werkelijke levenshulp. Het seksueel misbruik dat binnen kerkelijk verband is bedreven laat afdoende zien, dat sommige ‘zielzorg’ ernstige schade toebracht in plaats van hulp, veiligheid en troost te bieden. Dat moet ons des te krachtiger motiveren om te zoeken naar wegen en middelen om deze groep cliënten te kunnen bijstaan.
Daarom is het belangrijk dat in de eerste plaats het blikveld van pastores (en andere hulpverleners) verbreed wordt om ook de symptomen van deze werkelijkheid te kunnen waarnemen. Daarnaast is het nodig tot een differentiatie in de zielzorg te komen. Sommige pastores overschrijden hun eigen grenzen en draagvlak wanneer ze meer dan praktische en basale hulp willen bieden. Andere kunnen daarin verder gaan en een open en luisterende houding bieden in de complexiteit van de rituele geweld.
Voorlichting en toerusting lijken hierbij voor de hand liggend en noodzakelijk. Het is belangrijk alert te zijn op relevante signalen en symptomen. Het is ook belangrijk om een hulpverleningsnetwerk op te bouwen dat multidisciplinair is en voluit samenwerkt met de reguliere instanties. Dat betekent ook noodzakelijkerwijs dat het politieke beleid plus de budgettering van de hulp op deze zelfde lijn komen te staan. Samenhangend hiermee is het nodig het gevaar van solisme te onderkennen. Samenwerking en intervisie zijn veiligheidsmaatregelen om zelf niet als hulpverlener gevangen te raken in de ingewikkeldheid van ritueel geweld.
Wat doet het met me?
Dat is de vraag die ik mezelf als pastor en predikant zo nu en dan stel. Er zijn momenten geweest dat in de moeizame pogingen om de ander te helpen bij mij het gevoel groeide dat het vechten tegen de bierkaai was. Het beeld van een streng georganiseerde, criminele en ronduit duivelse groep kan tamelijk imponerend zijn. Het resultaat was soms dat ik een deprimerende vermoeidheid voelde opkomen, een machteloosheid die heldere inzet voor de ander heel lastig maakte. Anderzijds heb ik een basaal vertrouwen in de macht van Jezus Christus, in de uitwerking van Gods Geest en in de kracht van de waarheid, die gezegd wil en moet worden. Want de waarheid maakt vrij. Dat heb ik ook heel wat keren letterlijk zien gebeuren. Ik heb ontdekt dat ik honger en dorst naar gerechtigheid. Daarmee probeer ik niet mij de zegen van een van de zaligsprekingen toe te eigenen – het is hoe ik het beleef. Er mag gerechtigheid gebeuren aan mensen, die gruwelijk onrecht is aangedaan. En ook het kleinste beetje integere aandacht is al een onderdeel daarvan. Ik mag daarin een bescheiden rol spelen en telkens als een cliënt meer tot vrij leven komt beleef ik de bevrijdende kracht van Jezus Christus, die de waarheid in persoon is. Dat is voor mij voldoende motivatie om verder te gaan maar ook een voortdurend criterium om mijn doen en laten aan te toetsen. Daarnaast ervaar ik het als een bijzonder rijke ondersteuning om deel te mogen uitmaken van de groep mensen, die samen het Kenniscentrum TGG vormt. De intervisie en bijscholing die ik van hen ontvang vind ik onmisbaar en geweldig waardevol. Het helpt om vol te houden.
Een startpunt voor de kerk?
Waar zou het moeten starten? Vanuit welke positie zou een hulprijke weg begaanbaar zijn? Ons bezighouden met een verbale strijd over wat er wel en niet werkelijkheid is, is niet echt behulpzaam voor slachtoffers. De rapportages zijn werkelijk. Het lijden van slachtoffers is werkelijk. De groeiende stroom van hulpvragen is werkelijk. Laten we daarvan uit gaan en ervoor zorgen dat we in elk geval de inhoud van de verhalen kennen. Voorwaarde is dan wel dat er bereidheid is om over de aanvankelijke belemmeringen heen te stappen, collectief en individueel, en werkelijk te luisteren en te zoeken naar een route van vrede en bevrijding. Gelukkig zijn daar ook voorbeelden van. Gelukkig zijn er binnen het christelijk geloof meer dan voldoende aanzetten om hulp te gaan bieden; dat is hoopvol, mits het weloverwogen gebeurt en goeddoordacht en in samenhang met anderen.
Samenvattend
De hulpvragen van mensen die klem zitten of hebben gezeten in ritueel geweld nemen meer dan ooit toe. De rapportages uit verschillende bronnen vertonen grote overeenkomsten en een herkenbaar innerlijk patroon van macht en geweld uitgeoefend over zwakken. Dat vraagt om een adequate benadering, waarbij de kerk en de pastor niet kan doen of die werkelijkheid irreëel is. Het vraagt om gedegen onderzoek en samenwerking in brede zin. Het vraagt om bredere opleiding, waaruit verstandige hulp kan groeien. Het vraagt om mensen die bereid zijn zich in te zetten voor hen die door dit soort geweld beschadigd zijn.
Anne de Vries
Literatuurlijst
De Vries A., (2005) De ideologie van het Satanisme
Marinkelle A.B., (2005) Ritueel misbruik: ervaringen van hulpverleners en hun cliënten
Sackheim D.K. & Devine S.E., (1992) Out of Darkness, ISBN 0-669-26962-X