Argos – Interview met Bas Kremer
20 juni 2022Over het rapport van de commissie Hendriks
21 december 2022Naar aanleiding van de ophef over Bessel van der Kolk
Door Herry Vos - bestuurslid van het Kenniscentrum TGG
In de media (opmerkelijk: niet in wat de reguliere media wordt genoemd) verschenen na het artikel van Otgaar, Van Koppen en Vredeveldt in de Volkskrant waarin zij waarschuwden voor ‘desastreuze gevolgen’ die het Zomergasten interview met psychiater en wetenschapper Bessel van der Kolk zou hebben, diverse reacties. Hierin werd opnieuw duidelijk hoe verdeeld de meningen over het onderwerp ‘hervonden herinneringen’ en de Dissociatieve Identiteits Stoornis (DIS) zijn. Ik heb me kort in deze discussie begeven, omdat - zoals zo vaak - veel wordt geroepen zonder dat men voldoende kennis van zaken heeft.
In één van de reacties wordt de Eper-incestzaak opnieuw opgevoerd. Als bewijs van hoe fantasierijk (en dus niet te vertrouwen) mensen kunnen zijn. Hoewel hierover het laatste woord niet is gesproken, leidt het de aandacht af van waar het over zou moeten gaan.
Valse aangiftes, waaruit rechtszaken voortkomen waar kan blijken dat iemand ten onrechte wordt verdacht, komen voor, en het is goed dat rechtspsychologen daarop wijzen. Doen alsof dat schering en inslag is, is een andere zaak. Dit geldt ook, nog sterker, voor de voortdurende suggestie dat therapeuten door suggestieve technieken toe te passen mensen ertoe zouden brengen seksueel misbruik ervaringen te bekennen die niet plaats zouden hebben gevonden. Ook dat komt wel eens voor, helaas, maar zelden. Het is tekenend dat hiervan nooit cijfers worden geleverd.
Een tweede punt is, dat in discussies over dit onderwerp veel op één hoop wordt gegooid, alsof ieder seksueel misbruik hetzelfde is. Er is een wereld van verschil tussen een verkrachting op (bijna) volwassen leeftijd, incest en georganiseerd misbruik vanaf de zeer vroege jeugd.
De rechtspsychologen Otgaar, Van Koppen, Vredeveldt en anderen, evenals de medewerkers van de Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken (LEBZ), baseren zich als goede volgelingen van Elizabeth Loftus bij hun artikelen en uitingen in de media op onderzoek naar het functioneren van het geheugen vrijwel uitsluitend op laboratoriumonderzoek bij gezonde volwassen vrijwilligers. Vervolgens doen zij, zonder dat ooit te onderbouwen, alsof deze resultaten één op één geldig zijn voor de geheugenfuncties van mensen die vanaf hun vroegste jeugd mishandeld, bedreigd en seksueel misbruikt zijn. Voortdurend dus, en dat op een leeftijd dat hun hersenen zich volop aan het ontwikkelen zijn.
Een kind zelfs snapt dat deze vergelijking mank gaat. Cruciaal hierbij is dat in die vroege levensjaren de mogelijkheden van de hersenen om beangstigende en overweldigende ervaringen, waarin kinderen totaal hulpeloos zijn, te integreren ver overschreden worden. Zeker omdat de ouders vaak ook niet de noodzakelijke veilige hechting bieden.
Onze hersenen hebben een veiligheidsmechanisme om dergelijke situaties toch te overleven, en die heet dissociatie. De overweldigende emoties worden als het ware op een zijspoor gezet en daar geparkeerd. Op deze wijze ontstaan bij voortgaand misbruik meerdere persoonlijkheidsdelen, waarvan sommige dus deze angsten en pijn dragen, en andere gewoon het dagelijkse leven kunnen leven: de Dissociatieve Identiteits Stoornis, DIS. De rechtspsychologen stellen dat traumatische ervaringen wel een rol kunnen spelen bij het ontstaan van DIS, maar dat andere verklaringen een grotere rol spelen. Zij hangen de theorie van de sociaal cognitieve verklaring aan. Waar dus ‘confabulatie en diverse cognitieve en sociaal-culturele variabelen’ een rol zouden spelen in het ontstaan van DIS. Reeds diverse keren is in wetenschappelijk onderzoek (met behulp van beeldvormende technieken zoals PET en MRI) aangetoond dat deze problematiek niet - zoals zij beweren - door suggestie kan ontstaan.
De splitsingen zoals aanwezig bij DIS zorgen ervoor dat herinneringen aan de trauma's onbereikbaar zijn - voor de persoonlijkheidsdelen die het normale leven leiden. Zij zijn dus niet verdrongen, maar onbereikbaar, voor de laatst genoemde delen. Voor de getraumatiseerde delen echter zijn de herinneringen wel degelijk bereikbaar; en dus niet hervonden want ze waren nooit verdwenen uit hun herinnering. Wel uit die van de delen die het alledaagse leven leiden natuurlijk.
De afgesplitste delen die (aspecten van) het trauma bewaren hebben wel degelijk toegang tot de herinnering aan het trauma. Soms op een ongecontroleerde wijze, zoals in herbelevingen en nachtmerries, en op gecontroleerde wijze in therapieën. Mits de therapeut deskundig is op dit terrein. Overigens geldt dit alles ook voor bijvoorbeeld veteranen of hulpverleners met een posttraumatische stress stoornis (PTSS); bij een deel van hen speelt dissociatie dezelfde rol, en daar zal toch weinig suggestie aan te pas zijn gekomen.
Ik pleit er daarom voor de term ‘hervonden herinnering’ te verwijzen naar het vuilnisvat, en te vervangen door ‘tijdelijk onbereikbare - of beter nog - afgesplitste herinneringen’. Met dank aan Aline Terpstra.
In artikelen van hen die spreken van hervonden herinneringen wordt geen melding gemaakt van wat ik hier heb uitgelegd, alsof zij niet op de hoogte zijn van de manier waarop het systeem van de DIS werkt.
Een andere mening van rechtspsychologen en adepten die onjuist is, is de volgende: zij doen voortdurend alsof de - in hun ogen hervonden - herinneringen pas ontstaan in een behandeling, door suggestieve methoden die de behandelaar toepast. Of door het lezen van bepaalde boeken of verhalen in de media. Veel cliënten echter kregen reeds herinneringen aan misbruik voor zij ooit in behandeling waren of kennis hadden van die (mogelijk) suggestieve berichten. Bovendien kent geen enkele therapeut cliënten die blij zijn met de 'ontdekking' van wat hun is aangedaan. Integendeel; vaak verzuchten zij dat ze liever hadden dat het allemaal fantasieën waren.
Als rechtspsychologen enig besef hadden van hoe het in een volgens de regels uitgevoerde behandeling toegaat, dan zouden zij weten met hoeveel angsten, schuld- en vooral schaamtegevoelens het stapje voor stapje naar boven laten komen van de ervaringen van wat hun werd aangedaan in z'n werk gaat.
Tenslotte: als alles wat de mensen die claimen slachtoffer/overlever te zijn van vroegkinderlijk misbruik op suggestie en fantasie zou berusten, hoe verklaren de rechtspsychologen dan de psychiatrische problematiek waar deze mensen aan lijden, vaak al vanaf hun kindertijd, en hoe verklaren zij de verbetering van zowel de psychische als de lichamelijke klachten die langzaam optreedt naarmate een behandeling vordert? Behandelingen overigens die vele jaren zeer hard werken vergen.